Numbers 28

29) hij legde zijn handen op hem,

Zie boven, Num. 27:18.

Nu 27.18

30) den dienst van Mozes

Hebreeuws, door de hand.

1) spijze

Hebreeuws, brood. Zie Lev. 3:11, en onder, Num. 28:24.

Le 3.11 Nu 28.24

2) vuurofferen,

Zie Lev. 1:9.

Le 1.9

3) Mijn liefelijken reuk,

Zie Lev. 8:21.

Le 8.21
4) eenjarige lammeren des daags,

Hebreeuws, zonen eens jaars; alzo in het volgende, als in Num. 28:9,11,19,27.

Nu 28.9,11,19,27

5) gedurig

Zie onder, Num. 28:6 en de aantekeningen.

Nu 28.6

6) brandoffer.

Zie Gen. 8:20, en Lev. 6:9.

Ge 8.20 Le 6.9
7) tussen de twee avonden.

Dat is, tussen beide de einden des avonds of tussen ingang en uitgang van den avond. De avond ging in met de negende ure des daags; dat is, drie uren v¢¢r den ondergang der zon, en ging met denzelfden ondergang uit. De twee einden des avonds worden twee avonden geheten, omdat het eerste het einde was van den afgaanden dag en het andere het begin van den aankomenden nacht. Zie ook Exod. 12:6.

Ex 12.6
8) tiende deel ener efa meelbloem,

Genaamd in het Hebreeuws gomer; anders homer, of, omer. Zie Exod. 16:36, en Lev. 5:11. Hieruit blijkt dat wanneer van een, of twee, of drie, enz. delen meelbloem gesproken wordt, dit te verstaan zij van de delen ener efa.

Ex 16.36 Le 5.11

9) spijsoffer,

Zie Lev. 2:1.

Le 2.1

10) hin van gestoten olie.

Een maat van natte waren, aldus bij de Hebre‰n genoemd; van welke zie Lev. 19:36.

Le 19.36
11) ingesteld was

Hebreeuws, gemaakt. Zie van het gedurig brandoffer Exod. 29:38,39, enz. en van de andere offers, Lev. 23, welke, omdat zij daarna negen en dertig jaren lang in de woestijn niet wel onderhouden zijn geweest, zo heeft God de wetten daarvan, toen zij nu op het intreden van het land Kana„n waren, willen vernieuwen; eensdeels opdat zij niet meer zouden nagelaten worden, anderdeels opdat hieruit blijken zou dat Hij, als een genadig vader, dat volk, niettegenstaande zijn veelvuldige afwijkingen, nog voor zijn eigendom gehouden heeft, van hetwelk Hij begeerde gekend te zijn.

Ex 29.38,39
12) drankoffer zal zijn

Zie Lev. 23:37.

Le 23.37

13) heiligdom

Dat is, in den voorhof des tabernakels, op het brandofferaltaar: alzo ook genoemd 2 Kron. 29:7; zie de aantekeningen aldaar.

2Ch 29.7

14) sterken dranks

Hebreeuws, Schechar. Zie Lev. 10:9. Versta, wijn, gelijk te zien is, onder, Num. 28:14, en Exod. 29:40, en Lev. 23:13.

Le 10.9 Nu 28.14 Ex 29.40 Le 23.13

15) offeren.

Het Hebreeuwse woord betekent het offeren van vochtige dingen, als Gen. 35:14; Exod. 30:9.

Ge 35.14 Ex 30.9
16) elken sabbat,

Hebreeuws, in zijn sabbat. Alzo ook onder, Num. 28:14, in zijn maand, voor, in elke maand.

Nu 28.14
17) beginselen uwer maanden

Hebreeuws, hoofden. Alzo Exod. 12:2, boven, Num. 10:10.

Ex 12.2 Nu 10.10

18) jonge varren,

Hebreeuws, de zonen van een rund. Alzo ook onder, Num. 28:19,27. Zie Lev. 1:14.

Nu 28.19,27 Le 1.14
19) tot elk tiende deel

Hebreeuws, een tiende, een tiende. Zie Gen. 7:2, en onder, Num. 28:21,29.

Ge 7.2 Nu 28.21,29

20) ene lam;

Dat is, elk lam. Alzo onder, Num. 29:4; 1 Kon. 10:14, op een jaar; dat is, op elk jaar, enz.

Nu 29.4 1Ki 10.14
21) elke maand,

Hebreeuws, haar maand.

22) naar de maanden des jaars.

Of, door de maanden des jaars; dat is hetwelk in het begin van elke maand des jaars geofferd moest worden.

23) zondoffer den HEERE,

Zie Lev. 4:3.

Le 4.3
24) pascha

Zie Lev. 23:5.

Le 23.5

25) den HEERE.

Anders, des HEEREN.

26) een heilige samenroeping zijn;

En dienvolgens, een heilige bijeenkomst tot den Godsdienst. Hebreeuws, een samenroeping der heiligheid; alzo onder, Num. 28:25,26. Zie Lev. 23:2.

Nu 28.25,26 Le 23.2
27) twee jonge varren,

Hebreeuws, twee zonen van het rund.

28) nieuw spijsoffer den HEERE

Zie Lev. 23:16.

Le 23.16

29) naar uw werken,

Dat is, nadat de zeven weken, van welke wij lezen Lev. 23:15,16, zullen afgelopen zijn.

Le 23.15,16
30) een brandoffer

Dit offer, behorende tot dezen dag, is te onderscheiden van een ander, waarvan te zien is Lev. 23:18, wat eigenlijk diende tot de onderhouding van den pinksterdag; dit kwam er bij, om de wijze van de eerstelingen, die den Heere te offeren waren, voor te schrijven, zodat zij beiden gedaan moesten worden, zijnde het ene door het andere niet weggenomen.

Le 23.18
Copyright information for DutKant